Blog

maandag 24 juli 2017

Bestuursdwang/dwangsom: ook procesbelang na verhuizing

Als overlast door een voetbalkooi ertoe leidt dat op basis van een medische urgentie moet worden verhuisd en hierdoor kosten moeten worden gemaakt en schade wordt geleden, dan behoudt deze persoon procesbelang ook na diens verhuizing.

Om in een procedure te kunnen worden ontvangen moet een procesbelang bestaan. In dit geval in een handhavingsprocedure tegen de geluidsoverlast vanwege een voetbalkooi. Bij een verhuizing zal dat procesbelang er normaal gesproken niet zijn, omdat men er dan immers niet (meer) woont. Onder omstandigheden kan er dus toch procesbelang bestaan.

Vindplaats uitspraak: AbRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1927

Handhaving: gewekte verwachting gaat voor handhavingsplicht

Binnen een gemeente wordt al jaren niet handhavend opgetreden tegen paardenbakken zonder vergunning. Dit heeft binnen de gemeente ook zo'n lage prioriteit dat de eerstkomende jaren niet tot handhaving zal worden overgegaan.

Hierdoor is een verwachting gewekt dat niet handhavend zal worden opgetreden. Deze gewekte verwachting gaat voor de handhavingsplicht. Oftewel, dan mag niet handhavend opgetreden worden tegen een paardenbak zonder vergunning.

Vindplaats uitspraak:
AbRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1946 

APV: locatieverbod voor honden na bijtincident niet toegestaan

Een locatieverbod voor honden op grond van de APV vanwege een bijtincident mag niet zo ver gaan dat dit leidt tot een persoonlijk verbod tot houden van die honden.

Vindplaats uitspraak:
AbRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1690

Ladder voor duurzame verstedelijking: AbRvS doet overzichtsuitspraak

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juni 2017 een overzichtsuitspraak gedaan over de ladder voor duurzame verstedelijking.

De uitspraak bevat de hoofdlijnen van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de eisen waaraan een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen.

Vindplaats uitspraak: Persbericht Raad van State

Nieuws: pluimveesector moet uitstoot van fijnstof met helft reduceren

De pluimveesector moet binnen 10 jaar de uitstoot van fijnstof met de helft reduceren in verband met negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden. Voor nieuwe pluimveestallen moet een reductie-eis van 70% gaan gelden.

Pluimveebedrijven stoten meer fijnstof uit dan andere veehouderijen in Nederland. Uit het vorig jaar verschenen onderzoek 'Veehouderij en Gezondheid Omwonenden' en enkele andere onderzoeksrapporten blijkt dat de uitstoot van fijnstof de omwonenden van veehouderijen gevoeliger maakt voor infecties. Bij omwonenden komen vaker longontstekingen voor en zij kampen vaker met een verminderde longfunctie.

Bron via Omgevingsweb:Rijksoverheid

Nadeelcompensatie: geen schadevergoeding na dwingende brief gemeente

Burgemeester en wethouders sturen brief waarin op dwingende toon een herstelverplichting en bodemonderzoek op grond van artikel 13 Wet bodembescherming (Wbb) wordt meegedeeld aan perceeleigenaar die diverse afvalstoffen opslaat en demonteert zonder bodembeschermende voorzieningen. Er zijn aanwijzingen voor een vermoedelijke verontreiniging van de bodem.

Perceeleigenaar laat daarop bodemonderzoek verrichten waaruit blijkt dat geen verder onderzoek nodig is en ook geen saneringsmaatregelen nodig zijn. De hiermee gemoeide kosten blijken dus onnodig te zijn gemaakt, maar worden niet vergoed.

De betreffende brief van B&W is namelijk geen besluit, omdat herstel- en onderzoeksverplichtingen rechtstreeks voortvloeien uit artikel 13 Wbb. Omdat de brief geen besluit is, kan het ook geen onrechtmatig besluit zijn en hoeven B&W de gemaakte kosten niet te vergoeden op grond van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.

Vindplaats uitspraak:
AbRvS 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1348

Meststoffenwet: hobbymatig pony's houden is bedrijf

Het hobbymatig houden van pony's sluit niet uit dat er sprake is van een bedrijf in de zin van de Meststoffenwet, zo blijkt uit een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 14 april 2017.

In dit geval hield een echtpaar 8 pony's waaronder jaarlingen en veulens en fokten zij jaarlijks twee veulentjes voor de verkoop. De mest reden ze uit op eigen land van 3,85 ha.

Het echtpaar had echter in de Gecombineerde Opgave uitbetaling van de bedrijfstoeslag aangevraagd en uitbetaald gekregen en dus werden ze aangemerkt als bedrijf. Ook al was hun vof niet meer in het Handelsregister ingeschreven.

Vindplaats uitspraak:
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14 april 2017, ECLI:NL:CBB:2017:134

Oostvaardersplassen: beleid grote grazers niet onrechtmatig

Op 11 april 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd dat het beleid van Staatsbosbeheer ten aanzien van de grote grazers in de Oostvaardersplassen niet onrechtmatig is.
Dit betekent dat Staatsbosbeheer de grote grazers niet hoeft bij te voeren, geen beschutting/schuilmogelijkheid hoeft te bieden en ook het aantal grote grazers niet hoeft terug te brengen zoals door de Stichting Welzijn Dieren Oostvaardersplassen was gevorderd.
Vindplaats uitspraak:

maandag 27 maart 2017

column: wel of niet anoniem bezwaar maken

Mr. Moira Hoen heeft weer een nieuwe column in De Gordykster geschreven. De Gordykster is de digitale krant van Gorredijk e.o.

In haar column deze keer antwoord op de vraag of ook anoniem bezwaar kan worden gemaakt.

Column De Gordykster door mr. Moira Hoen

maandag 20 maart 2017

Afbraak studentencomplex ondanks onherroepelijke omgevingsvergunning

In een opvallende uitspraak heeft de rechtbank Noord-Nederland op vordering van omwonenden Veldboom Beleggingen BV veroordeeld tot volledige afbraak van een recent gebouwd studentencomplex in Groningen. "De rechtbank oordeelt dat de door hen ondervonden hinder zodanig ernstig is, dat gesproken dient te worden van onrechtmatige hinder die toewijzing van de (primair) gevorderde afbraak rechtvaardigt." Vooraf hadden de omwonenden geen bezwaar tegen het vergunde bouwplan ingediend. "Het hebben van een bouwvergunning met formele rechtskracht staat een beroep op artikel 5:37 BW niet in de weg", aldus de rechtbank.

Hoe kon dit gebeuren?

Veldboom had een omgevingsvergunning voor de bouw van het complex aangevraagd en gekregen. Omwonenden hadden hiertegen geen bezwaar ingediend. Vervolgens is Veldboom gaan bouwen. Vlak na de start van de bouw hebben omwonenden Veldboom gesommeerd om de bouwactiviteiten te staken en gestaakt te houden, omdat de bouwactiviteiten onrechtmatig zijn.

Veldboom heeft hier geen gehoor aangegeven en is zonder overleg met omwonenden verder gegaan met bouwen.

Omwonenden voeren onder andere aan dat hun uitzicht en woongenot wordt weggenomen door de hoge blinde muur die zeer dicht op de woning staat. Hierdoor valt significant minder licht in de woning en op het balkon en krijgt de woning aan de achterzijde een beklemmend en koker effect. Ook is de akoestiek in de binnentuin veranderd/verslechterd en blijven de (omgevings-)geluiden hangen tussen de muren en worden ze weerkaatst. Daarnaast voeren de omwonenden aan dat de privacy aanzienlijk wordt aangetast en de waarde van de woning aanzienlijk vermindert. Zij vorderen Veldboom de gerealiseerde bebouwing te verwijderen.

Veldboom geeft ook hieraan geen gehoor.

De rechtbank heeft de situatie ter plekke bekeken (descente) en stelt omwonenden deels in het gelijk met de volgende overwegingen:

"6.9. Anders dan Veldboom heeft aangevoerd volgt uit de motivering van die beslissing niet dat het college naast de getoetste publiekrechtelijke normen de belangen van de omwonenden uitdrukkelijk bij haar besluitvorming heeft betrokken en gewogen. Veldboom heeft ook niet geconcretiseerd dat en op welke wijze het college, alvorens te beslissen, een voor de beoordeling van het onderhavige geschil relevante afweging heeft gemaakt, waarbij de belangen van [eisers] zijn verdisconteerd. Gezien het vorenstaande heeft Veldboom er niet zonder meer op mogen vertrouwen dat het gebruik maken van de vergunde bouwmogelijkheden naar maatschappelijke omstandigheden en gelet op de plaatselijke situatie niet als onrechtmatige hinder zou kunnen worden beoordeeld. Hoewel de omwonenden in het bestuursrechtelijke traject geen bezwaar hebben gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning heeft Veldboom er onder voormelde omstandigheden niet op mogen vertrouwen dat door de omwonenden niet met succes via een civielrechtelijke procedure tegen het door haar op te richten bouwwerk kon worden geageerd."

en

"6.11. Naar het oordeel van de rechtbank levert de omvangrijke opbouw door de onthouding van licht en uitzicht, gelet op de aard, ernst en de duur daarvan, voor [eiser 1] en [eiser 2] een zeer aanzienlijke stoornis in het genot van hun eigendom op. Hiertoe wordt overwogen dat uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, als ook uit de overgelegde foto’s (zie rechtsoverweging 2.10.) en de bezichtiging van de situatie ter plaatse, gebleken is dat de hoeveelheid zon- en daglicht in de woning van [eiser 1] en [eiser 2] en hun uitzicht op de achter de bebouwing gelegen binnentuinen in belangrijke mate wordt beperkt. Waar voorheen uitzicht bestond op de binnentuinen, wordt het uitzicht van de achterzijde van hun woning permanent in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van de elf meter hoge blinde muur van het kamerverhuurcomplex dat door Veldboom is gerealiseerd. De dicht op de woning van [eiser 1] en van [eiser 2] staande beeldbepalende hoge blinde muur van de uitbouw vormt - zo oordeelt de rechtbank - een troosteloos uitzicht en geeft een beklemmend gevoel. De functie en het gebruik van het balkon van [eiser 1] en [eiser 2] is vanwege de opbouw in aanzienlijke mate verloren gegaan.
Ook voor de woningen van [eiser 3] ( [straatnaam] ) heeft te gelden dat de omvangrijke opbouw zorgt voor onthouding van licht en uitzicht. Met name in de achter de woning gelegen tuin, welke tuin aan de achterzijde grenst aan het perceel van Veldboom, worden - zo heeft de rechtbank tijdens de descente geconstateerd - deze effecten ervaren."

en

"6.16. Veldboom heeft aangevoerd dat de gevorderde afbraak leidt tot een onevenredige benadeling nu met de realisatie van het kamerverhuurcomplex een bedrag van ongeveer € 1.000.000,00 gemoeid was, daarbij in aanmerking nemend dat [eisers] geen bezwaar te gen de omgevingsvergunning heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat aan [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] kan worden tegengeworpen dat het beter ware geweest dat zij direct bezwaar hadden gemaakt tegen de verleende bouwvergunning. Het feit dat zij dat niet hebben gedaan, maakt echter nog niet dat zij thans in redelijkheid geen amotie kunnen vorderen. Met name niet nu gesteld noch gebleken is dat Veldboom de omwonenden tevoren heeft geïnformeerd omtrent zijn voorgenomen bouwplannen. Veldboom heeft op overigens onvoldoende wijze onderbouwd dat ter zake de bouw van het complex een bedrag van € 1.000.000,00 door haar is geïnvesteerd. Het had op haar weg gelegen die stelling met redengevende stukken te onderbouwen, temeer nu blijkens de vergunningaanvraag de bouwkosten door haar werden geschat op een bedrag van € 165.000,00. Daar komt bij dat [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] kort na aanvang Veldboom hebben gesommeerd haar bouwactiviteiten te staken, hetgeen Veldboom niet heeft weerhouden van het continueren van haar bouwactiviteiten zonder alsnog het overleg met de omwonenden aan te gaan. Door dat na te laten heeft zij een financieel risico genomen, hetgeen niet aan [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] kan worden tegengeworpen. In ieder geval doet een en ander niet af aan de door de rechtbank vastgestelde door Veldboom veroorzaakte onrechtmatige hinder.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] om ongestoord genot te hebben van hun woningen zwaarder dan het belang van Veldboom om de door haar gerealiseerde opbouw voor kamerverhuur te kunnen blijven exploiteren.
6.17. Uit het voren overwogene volgt dat de primair door [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] gevorderde afbraak van de 3 verdiepingen hoge opbouw aan de achterzijde van de woningen staande en gelegen aan de [straatnaam] en [huisnummer] te Groningen onder de hierna als redelijk te achten termijn zal worden toegewezen. De zich op het niveau van de begane grond bevindende en reeds voor de bouw aanwezige garage behoeft niet te worden afgebroken. De nevengevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd op de wijze als in het dictum omschreven. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen."

Kortom, ook als een vergunninghouder beschikt over een onherroepelijke omgevingsvergunning om te mogen bouwen en hiertegen geen bezwaar is gemaakt, kan toch sprake zijn onrechtmatig handelen. Hierbij speelt mee dat de vergunninghouder de omwonenden niet heeft geïnformeerd over de voorgenomen bouwplannen en ook niet met ze in overleg is getreden nadat ze hadden gesommeerd om de bouwactiviteiten te staken. De vergunninghouder heeft voor eigen rekening en risico de bouw voortgezet. Ook speelt mee dat de gemeente niet expliciet de belangen van de omwonenden heeft meegewogen bij de vergunningverlening.

De zaak is nog niet afgelopen. Veldboom hoeft nog niet meteen af te breken, maar mag het hoger beroep afwachten. Mogelijk dat in hoger beroep een ander uitkomst volgt.

Vindplaats uitspraak: Rechtbank Noord-Nederland 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4439 

vrijdag 3 februari 2017

Advocatenkantoor Hoen staat met succes schaapsherder bij in kort geding

De Leeuwarder schaapsherder die de afgelopen 15 jaar met zijn kudde schapen in Leeuwarden een markante verschijning was en zorgde voor de begrazing van openbaar groen in Leeuwarden, kreeg geen nieuwe opdracht van de gemeente Leeuwarden om de begrazing voort te zetten. Na een aanbestedingsprocedure gaf de gemeente begin januari de voorkeur aan een schaapherdersbedrijf in Tjalleberd.

Ook na zijn bezwaarschrift tegen de voorlopige gunningsbeslissing hield de gemeente voet bij stuk. Hierdoor had de Leeuwarder schaapsherder geen andere keuze dan een kort geding aan te spannen tegen de gemeente om te voorkomen dat de opdracht definitief aan het schaapherdersbedrijf in Tjalleberd werd gegund.

Onder grote belangstelling van pers en omwonenden diende het kort geding op woensdag 1 februari, waar hij door zijn advocate mr. Moira Hoen werd bijgestaan. Op 2 februari heeft de voorzieningenrechter de Leeuwarder schaapsherder in het gelijk gesteld. De gemeente mag de opdracht niet definitief gunnen aan het schaapherdersbedrijf in Tjalleberd, maar moet de inschrijvingen opnieuw beoordelen.

Berichten hierover in de pers:
Nieuwsreportage van Omrop Fryslân
De Telegraaf
Leeuwarder Courant