De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft al eerder uitgemaakt dat een bouwplan niet meer kan worden gewijzigd als de bouwvergunning die voor het oorspronkelijke bouwplan is afgegeven inmiddels onaantastbaar is geworden.
De Raad van State heeft dit recent ook nog bevestigd in een zaak waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland weigerde om handhavend op te treden vanwege een gebouw dat in strijd met de bouwvergunning was gebouwd. Er waren inmiddels revisietekeningen aan het bouwplan toegevoegd waardoor de overtreding was opgeheven, zo redeneerde het college.
De Raad van State was het hier niet mee eens. Omdat de revisietekeningen waren toegevoegd nadat de bouwvergunning onaantastbaar was geworden, kon een wijziging van het bouwplan niet meer aan de orde zijn. Het college had dus een beginselplicht om te handhaven.
In dit geval bleek dat niet nodig omdat het om een marginale wijziging ging en de bouwvergunning niet was gewijzigd. Bovendien ging het feitelijke geschil om een eigendomskwestie die te maken had met de precieze erfgrens waarvoor een civiele procedure liep.
Bron: ABRvS 19 november 2014 ECLI:NL:RVS:2014:4168
Blog
maandag 15 december 2014
maandag 8 december 2014
Informatieblad van Ministerie BZK over nieuwe vergunningvrij bouwen
Per 1 november 2014 zijn de regels voor vergunningvrij bouwen ingrijpend veranderd. Het ministerie heeft een informatieblad uitgegeven waarin wordt uitgelegd in welke gevallen er wel en in welke gevallen er niet een omgevingsvergunning nodig is. De informatie wordt verduidelijkt met voorbeelden en tekeningen en is te raadplegen via onderstaande link.
Bron: Informatieblad 'Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, mantelzorgwoningen, carports, serres, plantenkassen'
Bron: Informatieblad 'Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, mantelzorgwoningen, carports, serres, plantenkassen'
maandag 1 december 2014
Voorzieningenrechter schorst bestemmingsplan Buitengebied Opsterland
Op 28 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Raad van State op verzoek van onze cliƫnte Natuurvereniging Geaflecht (voorheen Vereniging voor Natuurbescherming Gorredijk e.o.) het bestemmingsplan Buitengebied Opsterland geschorst. Aanleiding hiervoor zijn de Natuurbeschermingswet (Nbw) en de Flora- en faunawet (Ffw).
Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet heeft de Raad van State eerder al overwogen dat uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid, van de Nbw volgt dat de hierin bedoelde beoordelingen moeten worden verricht voordat het desbetreffende plan wordt vastgesteld, en dat ze moeten worden verricht door het bestuursorgaan dat bevoegd is het besluit tot vaststelling te nemen; in het geval van een bestemmingsplan door de raad. De voorzieningenrechter vervolgt: "Nu de planregeling onder meer, in artikel 28, lid 28.2, aanhef en onder a, sub 4, van de planregels, gebruik toestaat indien daarvoor van het desbetreffende bevoegd gezag een Nbw-vergunning wordt verkregen, heeft de raad gebruik toegestaan waarvan hem bij de vaststelling van het plan niet bekend was welk gebruik dat is en dat door hem niet als zodanig is beoordeeld in het plan-MER. Reeds gelet hierop bestaat twijfel of met deze regeling wordt voldaan aan de eisen van artikel 19j van de Nbw."
Voor wat betreft de Flora- en faunawet overweegt de voorzieningenrechter dat een eventuele vrijstelling of ontheffing op grond van de Ffw in het kader van die procedure wordt beoordeeld, maar dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzieningenrechter vervolgt: "In paragraaf 3.3 van het Ecologisch onderzoek buitengebied wordt geadviseerd om voor verlichting aangepaste lichtarmaturen te gebruiken om lichtuitstraling naar het omringende gebied te voorkomen. In paragraaf 5.5 van het plan-MER wordt vermeld dat zonder maatregelen om de lichtuitstraling te beperken een grote lichtuitstraling naar de omgeving zal plaatsvinden, die effect kan hebben op onder meer natuur. De raad heeft ter zitting erkend dat hij heeft beoogd in afwachting van de totstandkoming van bedoeld convenant, waarbij hij geen partij is en waarvan de voortgang hem niet bekend is, ten aanzien van mogelijke verstoring van beschermde diersoorten door verlichting geen regeling in het plan op te nemen. Gelet op het vorenstaande bestaat twijfel of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat."
De voorzieningenrechter wijst op de twijfels en de complexiteit van deze zaak en op de aard en omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en oordeelt dat nader onderzoek vereist is waarvoor deze spoedprocedure zich niet leent. Omdat er al vijf aanvragen voor een bouwvergunning (omgevingsvergunning om te bouwen) zijn ingediend en inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot onomkeerbare gevolgen kan leiden, schorst de voorzieningenrechter het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied treedt dus voorlopig niet in werking. De uitspraak in beroep moet te zijner tijd uitwijzen of het bestemmingsplan wel of niet of gedeeltelijk in werking zal treden.
Bron: voorzieningenrechter ABRvS 28 november 2014 201407427/2/R4
Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet heeft de Raad van State eerder al overwogen dat uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid, van de Nbw volgt dat de hierin bedoelde beoordelingen moeten worden verricht voordat het desbetreffende plan wordt vastgesteld, en dat ze moeten worden verricht door het bestuursorgaan dat bevoegd is het besluit tot vaststelling te nemen; in het geval van een bestemmingsplan door de raad. De voorzieningenrechter vervolgt: "Nu de planregeling onder meer, in artikel 28, lid 28.2, aanhef en onder a, sub 4, van de planregels, gebruik toestaat indien daarvoor van het desbetreffende bevoegd gezag een Nbw-vergunning wordt verkregen, heeft de raad gebruik toegestaan waarvan hem bij de vaststelling van het plan niet bekend was welk gebruik dat is en dat door hem niet als zodanig is beoordeeld in het plan-MER. Reeds gelet hierop bestaat twijfel of met deze regeling wordt voldaan aan de eisen van artikel 19j van de Nbw."
Voor wat betreft de Flora- en faunawet overweegt de voorzieningenrechter dat een eventuele vrijstelling of ontheffing op grond van de Ffw in het kader van die procedure wordt beoordeeld, maar dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzieningenrechter vervolgt: "In paragraaf 3.3 van het Ecologisch onderzoek buitengebied wordt geadviseerd om voor verlichting aangepaste lichtarmaturen te gebruiken om lichtuitstraling naar het omringende gebied te voorkomen. In paragraaf 5.5 van het plan-MER wordt vermeld dat zonder maatregelen om de lichtuitstraling te beperken een grote lichtuitstraling naar de omgeving zal plaatsvinden, die effect kan hebben op onder meer natuur. De raad heeft ter zitting erkend dat hij heeft beoogd in afwachting van de totstandkoming van bedoeld convenant, waarbij hij geen partij is en waarvan de voortgang hem niet bekend is, ten aanzien van mogelijke verstoring van beschermde diersoorten door verlichting geen regeling in het plan op te nemen. Gelet op het vorenstaande bestaat twijfel of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat."
De voorzieningenrechter wijst op de twijfels en de complexiteit van deze zaak en op de aard en omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en oordeelt dat nader onderzoek vereist is waarvoor deze spoedprocedure zich niet leent. Omdat er al vijf aanvragen voor een bouwvergunning (omgevingsvergunning om te bouwen) zijn ingediend en inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot onomkeerbare gevolgen kan leiden, schorst de voorzieningenrechter het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied treedt dus voorlopig niet in werking. De uitspraak in beroep moet te zijner tijd uitwijzen of het bestemmingsplan wel of niet of gedeeltelijk in werking zal treden.
Bron: voorzieningenrechter ABRvS 28 november 2014 201407427/2/R4
Abonneren op:
Posts (Atom)