De Raad van State heeft bepaald dat de staatssecretaris na vaststelling
van de overtreding van de verboden van de Flora- en faunawet (Ffw) de overtreder kan opdragen
de situatie geheel of gedeeltelijk te herstellen in de toestand zoals
die was voordat de overtreding plaatsvond. Het doet er niet toe dat dit niet specifiek in de Ffw is geregeld, omdat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt. Het werkt als volgt. Op grond van de Ffw (artikel 112 lid 1) is de minister bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang de regels (voortvloeiend) uit de Ffw te handhaven. In de Awb is de last onder bestuursdwang preciezer geregeld. In artikel 5:21 Awb wordt onder een last verstaan de herstelsanctie inhoudende een last
tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de bevoegdheid
van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer
te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Lees hier de volledige uitspraak van de Raad van State van 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:281
Toepasselijke wet- en regelgeving: artikel 112 Ffw, artikel 5:21 Awb, Artikel 2 lid 2 Habitatrichtlijn, "Guidance document on
the strict protection of animal species of Community interest under the
Habitats Directive 92/43/EEC" van februari 2007.
Blog
maandag 24 februari 2014
maandag 17 februari 2014
Uniforme redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure is vier jaar
In bestuursrechtelijke procedures kan het soms erg lang duren voordat in laatste instantie een einduitspraak volgt, waardoor een rechtzoekende lang in onzekerheid verkeert. Dit is onwenselijk. Bij overschrijding van een redelijke termijn werd al een schadevergoeding toegekend, maar er was nog geen eenduidige uitleg wat onder redelijke termijn moet worden verstaan. Die is er nu wel. Reden hiervoor is het maatschappelijke belang bij een vlotte geschillenbeslechting en het belang van rechtseenheid.
De uniforme redelijke termijn is door de Raad van State bepaald op vier jaar voor de afdoening van bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties. Hierbij staat zowel voor de bezwaar- en beroepsfase tezamen als die voor het hoger beroep een termijn van twee jaar. Wordt deze overschreden, dan moet de overheid € 500 aan immateriële schadevergoeding betalen voor ieder half jaar overschrijding. Voor de bezwaarfase bij het bestuursorgaan wordt daarbij uitgegaan van een termijn van een half jaar, voor de procedure bij de rechtbank van anderhalf jaar.
Deze uniforme redelijke termijn geldt voor besluiten die na 1 februari 2014 bekend worden gemaakt. Voor besluiten van vóór die datum wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak en het College van beroep voor het bedrijfsleven nog een redelijke termijn van vijf jaar gehanteerd, waarin voor de bezwaarprocedure een jaar staat, die voor het beroep bij de rechtbank twee jaar en die voor het hoger beroep eveneens twee jaar.
Daarnaast blijft het mogelijk dat de redelijke termijn wordt overschreden bijvoorbeeld als het gaat om een ingewikkelde zaak, als een deskundige door een bestuursorgaan of de rechter wordt ingeschakeld of als het processuele gedrag van bezwaarmakers daartoe aanleiding geeft. Dit volgt uit vaste rechtspraak die blijft gelden.
Bron: persbericht Raad van State
Lees hier de volledige uitspraak.
De uniforme redelijke termijn is door de Raad van State bepaald op vier jaar voor de afdoening van bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties. Hierbij staat zowel voor de bezwaar- en beroepsfase tezamen als die voor het hoger beroep een termijn van twee jaar. Wordt deze overschreden, dan moet de overheid € 500 aan immateriële schadevergoeding betalen voor ieder half jaar overschrijding. Voor de bezwaarfase bij het bestuursorgaan wordt daarbij uitgegaan van een termijn van een half jaar, voor de procedure bij de rechtbank van anderhalf jaar.
Deze uniforme redelijke termijn geldt voor besluiten die na 1 februari 2014 bekend worden gemaakt. Voor besluiten van vóór die datum wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak en het College van beroep voor het bedrijfsleven nog een redelijke termijn van vijf jaar gehanteerd, waarin voor de bezwaarprocedure een jaar staat, die voor het beroep bij de rechtbank twee jaar en die voor het hoger beroep eveneens twee jaar.
Daarnaast blijft het mogelijk dat de redelijke termijn wordt overschreden bijvoorbeeld als het gaat om een ingewikkelde zaak, als een deskundige door een bestuursorgaan of de rechter wordt ingeschakeld of als het processuele gedrag van bezwaarmakers daartoe aanleiding geeft. Dit volgt uit vaste rechtspraak die blijft gelden.
Bron: persbericht Raad van State
Lees hier de volledige uitspraak.
maandag 10 februari 2014
Planschadevergoeding: toegezegde bouwmogelijkheid telt mee als vergoeding voor de planschade
De Raad van State heeft in een recente uitspraak bepaald dat bij een verzoek om planschadevergoeding ook rekening moet worden gehouden met een door het college van burgemeester en wethouders toegezegde bouwmogelijkheid. Wanneer een perceel mag worden bebouwd dan geldt dit als een waardeverhoging van een perceel. Een toezegging dat een perceel mag worden bebouwd wordt hiermee gelijk gesteld. Planschade kan hiermee geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd, afhankelijk van de waardeverhoging en de planschade. Het doet er daarbij niet toe dat degene die om een planschadevergoeding verzoekt geen gebruik zal maken van de bouwmogelijkheid.
Lees de uitspraak van de ABRvS van 29 januari 2014 hier.
Lees de uitspraak van de ABRvS van 29 januari 2014 hier.
maandag 3 februari 2014
Natuurtoets onvolledig: vernietiging bestemmingsplan "Recreatiegebied it Soal"
Recreatiegebied it Soal in Workum ligt aan de Friese IJsselmeerkust en is omgeven door beschermde natuurgebieden: Natura 2000-gebied IJsselmeer, Workumer Binnenwaard en Buitenwaard en Stoenckherne. Bij de uitbreiding van een bedrijf bij dergelijke natuurgebieden moet vooraf goed onderzocht worden of die uitbreiding geen belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de natuurgebieden.
Voor de uitbreiding van het recreatiegebied is door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân een bestemmingsplan opgesteld. Hiertegen hebben cliënten een zienswijze ingediend omdat er naar hun mening onvoldoende rekening werd gehouden met de omliggende natuurgebieden. Zo mocht er tegen de grenzen van de natuurgebieden een parkeerterrein worden ingericht en een bedrijfsloods worden gebouwd voor de stalling en werkzaamheden aan boten, waardoor onder meer vogels ernstig zouden worden verstoord en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden zouden worden aangetast. De gemeenteraad achtte de zienswijzen ongegrond omdat er een natuurtoets was opgesteld, waarin werd geconcludeerd dat de uitbreiding geen negatieve effecten zou hebben op de natuurgebieden.
Cliënten hebben mij daarop verzocht om namens hen beroep en een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen bij de (Voorzitter van) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na bestudering van de natuurtoets bleek mij, dat het bestemmingsplan veel meer activiteiten en bouwwerken toestond en bovendien veel dichter bij de natuurgebieden dan waar in de natuurtoets vanuit was gegaan. De Voorzitter was er hierdoor niet van overtuigd dat het bestemmingsplan geen significante gevolgen zou hebben voor het Natura 2000-gebied en heeft op 24 april 2013 het bestemmingsplan geschorst.
In opdracht van de Afdeling heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) een deskundigenbericht uitgebracht. Hierin kwam onder meer naar voren dat het bestemmingsplan meer activiteiten en bouwwerken mogelijk maakt dan waar in de natuurtoets van uit is gegaan. Op 3 december 2013 heeft de Afdeling het beroep behandeld. Tijdens de zitting erkende ook de gemeente dat het bestemmingsplan ruimer was opgesteld dan zij had bedoeld en dan waar de natuurtoets van uit was gegaan. De Afdeling heeft daarop vorige week het beroep van cliënten gegrond verklaard en het bestemmingsplan vernietigd.
Conclusie: in een natuurtoets dient met de maximale mogelijkheden rekening te worden gehouden die een bestemmingsplan biedt.
Voor de uitbreiding van het recreatiegebied is door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân een bestemmingsplan opgesteld. Hiertegen hebben cliënten een zienswijze ingediend omdat er naar hun mening onvoldoende rekening werd gehouden met de omliggende natuurgebieden. Zo mocht er tegen de grenzen van de natuurgebieden een parkeerterrein worden ingericht en een bedrijfsloods worden gebouwd voor de stalling en werkzaamheden aan boten, waardoor onder meer vogels ernstig zouden worden verstoord en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden zouden worden aangetast. De gemeenteraad achtte de zienswijzen ongegrond omdat er een natuurtoets was opgesteld, waarin werd geconcludeerd dat de uitbreiding geen negatieve effecten zou hebben op de natuurgebieden.
Cliënten hebben mij daarop verzocht om namens hen beroep en een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen bij de (Voorzitter van) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na bestudering van de natuurtoets bleek mij, dat het bestemmingsplan veel meer activiteiten en bouwwerken toestond en bovendien veel dichter bij de natuurgebieden dan waar in de natuurtoets vanuit was gegaan. De Voorzitter was er hierdoor niet van overtuigd dat het bestemmingsplan geen significante gevolgen zou hebben voor het Natura 2000-gebied en heeft op 24 april 2013 het bestemmingsplan geschorst.
In opdracht van de Afdeling heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) een deskundigenbericht uitgebracht. Hierin kwam onder meer naar voren dat het bestemmingsplan meer activiteiten en bouwwerken mogelijk maakt dan waar in de natuurtoets van uit is gegaan. Op 3 december 2013 heeft de Afdeling het beroep behandeld. Tijdens de zitting erkende ook de gemeente dat het bestemmingsplan ruimer was opgesteld dan zij had bedoeld en dan waar de natuurtoets van uit was gegaan. De Afdeling heeft daarop vorige week het beroep van cliënten gegrond verklaard en het bestemmingsplan vernietigd.
Conclusie: in een natuurtoets dient met de maximale mogelijkheden rekening te worden gehouden die een bestemmingsplan biedt.
Abonneren op:
Posts (Atom)