Blog

maandag 31 maart 2014

Kozijnen vervangen met andere profilering is geen onderhoud dus niet vergunningvrij

De Raad van State heeft recent uitspraak gedaan over de vraag of het vervangen van kozijnen onder onderhoud valt en vergunningvrij is, of dat het niet onder onderhoud valt en dus niet vergunningvrij is.

Waar ging het om? Voor het aanpassen van de voorgevel van een pand in Groningen weigerden burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning te verlenen omdat dit in strijd was met de welstandseisen. Het bouwplan voorzag in het vervangen van een deel van de kozijnen van het pand door aluminium kozijnen met een grover profiel. De aanvrager van het bouwplan heeft na bezwaar en beroep hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Volgens de aanvrager is geen omgevingsvergunning nodig omdat alleen de profilering van de kozijnen wordt gewijzigd. De vormgeving en de detaillering blijft gelijk, zodat ingevolge artikel 2, aanhef en eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) geen omgevingsvergunning is vereist. Dat artikel moet volgens de aanvrager zo worden uitgelegd dat een omgevingsvergunning niet noodzakelijk is als het een situatie betreft waarbij kozijnen worden vervangen door kozijnen met een gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling.

De Raad van State is het hier niet mee eens en legt uit: " Anders dan [appellante] betoogt, dient dat artikel gelet op het gebruik van het woord "en" aldus te worden uitgelegd dat er alleen geen omgevingsvergunning nodig is als zowel de detaillering als de profilering als de vormgeving niet wijzigen. Geen grond wordt dan ook gevonden voor het oordeel dat het artikel wel van toepassing is op situaties waarbij kozijnen worden vervangen door kozijnen met een gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling."

Oftewel het vervangen van kozijnen is alleen vergunningvrij als zowel de detaillering als de profilering als de vormgeving ongewijzigd blijven. Als aan een van deze drie criteria niet wordt voldaan dan is wel een omgevingsvergunning vereist.

Bron: Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 19 maart 2014

maandag 24 maart 2014

Gemeente ontloopt dwangsom met evident onjuist besluit

Burgers kunnen recht hebben op een vergoeding (dwangsom) als de overheid te laat een besluit neemt op hun aanvraag of bezwaarschrift. Zij kunnen dan ook via de rechter een besluit afdwingen. Hierdoor kunnen burgers trage besluitvorming van bestuursorganen tegengaan.

Hoe werkt het? Als bij de overheid een aanvraag is ingediend of een bezwaarschrift dan moet de overheid hier binnen de voorgeschreven termijn een besluit op nemen. Dit heet de beslistermijn. Beslist de overheid niet binnen deze termijn dan kan een burger de overheid in gebreke stellen. De overheid heeft dan nog 2 weken om alsnog een besluit te nemen. Doet de overheid dat niet dan heeft de burger automatisch recht op een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden gedurende maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt maximaal € 1260,-. Daarnaast kan de indiener een besluit afdwingen via de rechter door een beroepschrift in te dienen.

In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de Afdeling dat doorslaggevend is dat de de overheid binnen 2 weken na de ingebrekestelling een besluit neemt ook al is voor iedereen duidelijk dat het een onjuist besluit is. In dit geval hadden Burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze binnen die 2 weken de aanvraag van de indiener alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Dit is een makkelijk te nemen besluit omdat de aanvraag niet inhoudelijk hoeft te worden beoordeeld en het besluit dus snel en kort kan worden genomen. Volgens burgemeester en wethouders had de indiener niet gereageerd op het gemeentelijk verzoek om meer informatie bij de aanvraag aan te leveren. Dit bleek onjuist. De indiener had aantoonbaar de gevraagde informatie aangeleverd. De aanvraag was dus ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Maar omdat het (onjuiste) besluit wel binnen de voorgeschreven 2 weken na de ingebrekestelling was genomen was er voor de indiener geen recht op een dwangsom ontstaan, aldus de Raad van State.

Het is te hopen dat de overheid er geen gewoonte van gaat maken om onjuiste besluiten te nemen om een dwangsom te ontlopen, want dan worden burgers toch weer geconfronteerd met trage besluitvorming door de overheid. Iets waarvoor de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen juist in het leven was geroepen.

maandag 17 maart 2014

Mandelige muur: eigen inpandige draagconstructie, toch gezamenlijke kosten funderingsherstel

Wanneer panden een gezamenlijke scheidsmuur hebben, ook wel mandelige muur genaamd, moeten de eigenaren de kosten van herstel van bijvoorbeeld de fundering delen. Dit verandert niet als het ene appartement wordt verbouwd, een eigen inpandige draagconstructie krijgt en een voorzetwand aanbrengt, zo heeft het Hof in Amsterdam bepaald. Er blijven namelijk delen van het pand toch nog verbonden met de scheidsmuur en de gipsen voorzetwand is niet hetzelfde als een echte 'buitenmuur'. Dus moet de verbouwende eigenaar meebetalen aan het herstel van de fundering.


Gerechtshof Amsterdam 24 december 2013

maandag 3 maart 2014

Vernietiging omgevingsvergunning i.v.m. erfdienstbaarheid

Wanneer een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan moet de gemeente ook belangen van derden in aanmerking nemen bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor het bouwplan. In dit geval zou het bouwplan ertoe leiden dat een bestaande toegangsweg op sommige stukken versmald zou worden van 6 meter naar ongeveer 4,5 meter. De betreffende toegangsweg is via een erfdienstbaarheid notarieel vastgelegd en wel voor een breedte van 6 meter.

De rechtbank oordeelt dat hierdoor sprake is van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat zo'n belemmering aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg.

De rechtbank overweegt het volgende: 
"Voor de beoordeling of de op het perceel van derde-partij gevestigde erfdienstbaarheid een evidente privaatrechtelijke belemmering is, is de letterlijke tekst in de hiervoor genoemde akte van belang. De omvang van het zakelijk recht wordt bepaald door de omschrijving in de akte van vestiging. Nu in de akte concreet is opgenomen hoe breed de toegangsweg dient te zijn, namelijk tenminste zes meter, bestaat geen ruimte om hiervan af te wijken. De genoemde breedte van tenminste zes meter is een harde eis. De doelstelling om een dergelijke erfdienstbaarheid te vestigen doet hier niet aan af. Evenmin is van belang of eiser sub 4 zijn perceel kan bereiken middels een toegangsweg die 4,5 meter breed is."

Wanneer in een de akte dus concreet is vastgelegd hoe een erfdienstbaarheid moet worden ingevuld dan mag een bouwplan hier geen inbreuk op maken, zelfs als in de praktijk de erfdienstbaarheid niet maximaal wordt benut.

Bron: uitspraak  Rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2014.