Blog

maandag 26 mei 2014

Onteigening: voor waardebepaling telt verwachte bestemmingswijziging omgeving mee

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over de vraag of bij de waardebepaling voor de vergoeding van het onteigende gebied ook rekening mag worden gehouden met de toekomstige bestemming.

Voor de aanleg van een omleiding van de provinciale weg N219 is het bestemmingsplan “Omleidingsweg N219” vastgesteld. Het onteigende heeft in dit bestemmingsplan de bestemming “verkeersdoeleinden”, terwijl in het voordien geldende bestemmingsplan “Zevenhuizen Landelijk Gebied” op het onteigende de bestemming “agrarische doeleinden” rustte. De rechtbank heeft, conform het advies van de deskundigen, de schadeloosstelling voor de eisers vastgesteld op € 301.030,--, te vermeerderen met een bedrag van € 28.300,-- aan zekerheid, met rente. De eisers zijn van mening dat door de rechtbank een te laag bedrag is bepaald. Volgens de eisers had het bestemmingsplan “Omleidingsweg N219” moeten worden weggedacht, zodat het onteigende ook een verwachtingswaarde heeft in verband de ten oosten van het onteigende gelegen gronden die in het nieuwe bestemmingsplan “Zuidplas West” de bestemming “Woongebied - Uit te werken Ringvaartdorp” is gegeven. Hierdoor zou de waarde van het onteigende volgens de eisers moeten worden vastgesteld op een aanzienlijk hoger bedrag. Het Hof is het hier niet mee eens. De Hoge Raad wel:

"Het hof heeft geoordeeld dat bij het bepalen van de waarde van het onteigende in het onderhavige geval, geen rekening mag worden gehouden met een mogelijke toekomstige wijziging van de gebruiksmogelijkheden van de omringende gronden. Het heeft meer specifiek overwogen dat geen rekening mag worden gehouden met de verwachting dat het onteigende een woonbestemming had kunnen krijgen, omdat het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex. Aldus heeft het hof miskend dat dat de waarde van het onteigende mede wordt bepaald door een voldoende reële verwachting over een wijziging van de bestemming van het onteigende, waarvan ook sprake kan zijn indien deze verwachting haar grond vindt in een verwachte wijziging van de bestemming van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt ook indien het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren."

De Hoge Raad heeft niet alleen geoordeeld dat bij de waardebepaling van het onteigende  rekening moet worden gehouden met een verwachte bestemmingswijziging van het onteigende zelf, maar ook met de verwachte bestemmingswijziging van omringende of aanliggende gronden, zelfs als het onteigende hiervan geen onderdeel uitmaakt.

Bron: Hoge Raad 14 februari 2014 ECLI:NL:HR:2014:326


maandag 19 mei 2014

Bitcoin is geen geld maar ruilmiddel

De Bitcoin bestaat uit een unieke reeks van cijfers en letters en wordt verkregen door 'mining' of door middel van een transactie. Bij 'mining' wordt gebruik gemaakt van krachtige computers die met complexe berekeningen een Bitcoin kunnen creëren. Aangenomen wordt dat er maximaal 21 miljoen Bitcoins via 'mining' kunnen worden gecreëerd. Om Bitcoins te verkrijgen via transacties, moeten gebruikers software downloaden, waarmee ze vervolgens Bitcoins kunnen kopen en digitaal kunnen opslaan op hun computer. De Bitcoin wordt niet door overheden gereguleerd of centraal uitgegeven. De waarde van Bitcoins wordt bepaald door vraag en aanbod op diverse digitale uitwisselingsplatforms.

De rechtbank Overijssel heeft uitgespraak gedaan over de vraag of er bij levering van Bitcoins sprake is van voldoening van een geldsom in Bitcoins. Voldoening van een geldsom kan op chartale en girale wijze geschieden.

De rechtbank oordeelt dat ingeval van Bitcoins geen sprake is van giraal geld omdat de rekening, 'wallet' geheten, niet door een derde wordt beheerd maar door de gebruiker. Er is geen sprake van een giro-instelling.

De rechtbank gaat vervolgens na of de Bitcoin kan worden beschouwd als 'gangbaar geld'. Of hier sprake van is hangt ervan af of het een wettig betaalmiddel is. Dat is in Nederland alleen de Euro. Volgens de Minister van Financiën kan de Bitcoin niet worden getolereerd als betaalmiddel, maar is het een ruilmiddel tussen particulieren.

De rechtbank oordeelt dan ook dat de Bitcoin niet kan worden aangemerkt als geld in de zin van Afdeling 6.1.11 BW, maar dient te worden gezien als ruilmiddel. De Bitcoin kan dan ook niet dienen ter voldoening van een verbintenis tot betaling van een geldsom.

Bron: Rechtbank Overijssel 14 mei 2014, C/08/140456 / HA ZA 13-255

maandag 12 mei 2014

Omgevingsvergunning nodig voor een schutting? Hoogte erfafscheiding meten vanaf de oorspronkelijke terreinhoogte

Het komt geregeld voor dat een perceel wordt opgehoogd voordat het wordt bebouwd en er vervolgens een erfafscheiding in de vorm van bijvoorbeeld een schutting wordt geplaatst. Of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is hangt af van de hoogte van de erfafscheiding. Maar mag de hoogte worden gemeten vanaf de ophoging of moet dat gebeuren vanaf de oorspronkelijke hoogte? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover uitspraak gedaan en verwijst naar de nota van toelichting bij het Besluit omgevingsrecht:

"Volgens de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 139) leidt het criterium in artikel 1, tweede lid, onder b, van bijlage II bij het Bor, dat niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk buiten beschouwing moeten blijven, er toe dat gronden niet eerst vrijelijk en ongelimiteerd opgehoogd kunnen worden, waarna vervolgens vanaf dat nieuwe peil de hoogtebepaling van het vergunningvrije bouwwerk kan plaatsvinden. Indien ophogingen of verdiepingen zijn aangebracht die niet bij het natuurlijk verloop van de grond passen, behoren deze bij het meten van de hoogte van het bouwwerk buiten beschouwing te worden gelaten. In dat geval dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke, voor de plaatsgevonden ophoging of verdieping aanwezige, als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Een uitzondering hierop geldt voor situaties waarin ophogingen of verdiepingen noodzakelijk zijn om het bouwwerk te kunnen realiseren."

De Afdeling concludeert hieruit:

"Gelet hierop volgt uit artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van bijlage II bij het Bor dat uitgangspunt is, dat bij het meten van de hoogte van een bouwwerk dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Bij de beoordeling of een ophoging past bij het verloop van het terrein dienen niet alleen het desbetreffende perceel, maar ook de omliggende percelen te worden betrokken. Uit het kaartmateriaal en de foto’s blijkt dat na de ophoging het perceel aan de achterzijde een gelijke hoogte heeft als de begane grondvloer van de woning, die daarop staat. Uit deze informatie blijkt voorts dat voor dat het perceel werd opgehoogd, het perceel aan de achterzijde, evenals de omliggende percelen, die niet zijn opgehoogd, naar beneden afliep vanaf de straatzijde naar de achterzijde. Gelet hierop past de ophoging van het perceel niet bij het natuurlijk verloop van het terrein. Voorts was de ophoging van het perceel niet noodzakelijk voor het realiseren van de erfafscheiding."

In dit geval betekende dit dat de erfafscheiding hoger was dan 2 meter en een omgevingsvergunning nodig was.

Tip: hou er rekening mee bij het ophogen van een perceel, dat er voor de schutting een omgevingsvergunning nodig kan zijn. Vooral als de buren hun perceel niet hebben opgehoogd. Meet de hoogte dan vanaf de oorspronkelijke terreinhoogte en niet vanaf de ophoging.

Bron: ABRvS 7 mei 2014


maandag 5 mei 2014

Woonboot is een bouwwerk, geen verbouwingsvergunning maar een omgevingsvergunning vereist

Ook een woonboot die wel aan de kade maar niet aan de bodem is verbonden is een bouwwerk, zodat voor een verbouwing een omgevingsvergunning vereist is. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald:

"De vraag of een object als [de woonboot] als bouwwerk is te kwalificeren, moet, gelet op hetgeen onder 5.1 is overwogen, niet alleen worden bezien aan de hand van de wijze waarop het object met de grond is verbonden, maar ook aan de hand van de aard en hoedanigheid van het object, alsmede het gebruik dat ervan wordt gemaakt. De omstandigheden dat [de woonboot] binnen een tijd van ongeveer vijftien minuten kan worden losgekoppeld van de kade, dat de afhouder zou kunnen worden vervangen door stootboeien en dat [de woonboot] volgens het college relatief eenvoudig te verplaatsen is, zijn onvoldoende voor het oordeel dat [de woonboot] geen bouwwerk is."

De Afdeling oordeelt dat niet bepalend is hoe de woonboot fysiek aan de kade is verbonden, maar dat doorslaggevend is dat de woonboot is bedoeld om ter plaatse als woning te functioneren.

In dit geval gaat het om een woonboot die, behalve tijdens periodiek onderhoud of een verbouwing, sinds 1954 op dezelfde locatie ligt. De woonboot is van origine een zeilboot die niet meer zelfstandig kan varen, omdat de zeilen vanwege de op de woonboot gerealiseerde opbouw niet mogelijk is en geen motor aanwezig is.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 een verbouwingsvergunning verleend voor de verbouwing van de woonboot. Ingevolge artikel 2.2.1, aanhef en onder a, van  deze verordening is een woonboot gedefinieerd als een vaartuig (…), niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

Nu de woonboot moet worden aangemerkt als een bouwwerk is voor de verbouwing een omgevingsvergunning vereist in plaats van een verbouwingsvergunning. Het college had daarom de aanvraag om een verbouwingsvergunning moeten afwijzen.

Bron: ABRvS 16 april 2014