De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitspraak gedaan op de vraag of de plaatsing van het konijn op de landelijke
vrijstellingslijst betekent dat de grondgebruiker voorafgaand aan het
afschot van konijnen geen onderzoek hoeft te doen naar de noodzaak
daarvan om schade aan gewassen te voorkomen of te beperken.
Volgens de Afdeling betekent de plaatsing van het konijn op de landelijke vrijstellingslijst dat het uitgangspunt
is dat het konijn in het hele land belangrijke schade aanricht aan
gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan
fauna.
Het betekent ook dat vaststaat dat geen andere bevredigende
oplossing bestaat voor de bestrijding van de schade dan het afschot van
konijnen en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van
instandhouding van de soort, aldus de Afdeling.
Maar:
"Indien een soort voorkomt op de
vrijstellingslijst behoeft de grondgebruiker in individuele gevallen
niet te beoordelen of de soort belangrijke schade aanricht. Die afweging
is al gemaakt bij het besluit tot verlening van de vrijstelling.
Evenwel volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Ffw
(Kamerstukken 2003/2004, 29448, nr.3, blz. 3) dat voor de toepassing van
artikel 65 een grondgebruiker op grond van artikel 1 van de Regeling op
het moment dat hij optreedt, dient te kunnen aantonen dat hij
belangrijke schade als bedoeld in dat artikel tracht te voorkomen.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de
staatssecretaris niet heeft aangetoond dat in dit geval met het
afschieten van konijnen getracht is belangrijke schade als bedoeld in
artikel 65, tweede lid, aanhef en onder a, te voorkomen. Daartoe wordt
overwogen dat in de brief van 17 december 2013 uitdrukkelijk vermeld
staat dat zich geen landbouwschade, maar uitsluitend schade aan
zomerhuisjes en fietspaden, voordoet. De pas in beroep overgelegde
verklaringen van pachters dat zich wel belangrijke schade voordoet aan
flora en fauna acht de Afdeling niet voldoende concreet en specifiek,
zodat daaraan niet de door de staatssecretaris voorgestane betekenis kan
worden toegekend. De Afdeling acht daarbij van belang dat deze
verklaringen niet meer behelzen dan een op papier voorgedrukt verzoek
van de pachters om schadebestrijding van konijnen zonder dat deze
verklaringen ondersteund worden door objectieve en controleerbare
gegevens. Ter zitting bij de Afdeling heeft Staatsbosbeheer desgevraagd
verklaard de pachters op hun woord te geloven en dat zij geen onderzoek
heeft verricht naar deze verklaringen. Nu aldus niet is aangetoond dat
de grondgebruikers aanleiding hadden over te gaan tot beheer- en
schadebestrijding van het konijn ter voorkoming van belangrijke schade
in vorenvermelde zin mocht de staatssecretaris het verzoek om handhaving
niet afwijzen op de grond dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel
65 van de Ffw."
Kortom: ook al staat het konijn op de vrijstellingslijst, dan moet toch worden aangetoond dat met het afschieten van konijnen geprobeerd is belangrijke schade te voorkomen. Alleen de verklaringen van pachters is hiervoor onvoldoende.
Uitspraak: AbRvS 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:43