Blog

maandag 5 oktober 2015

Natura 2000: Bestemmingsplan Buitengebied Opsterland gedeeltelijk vernietigd

Op verzoek van Natuurvereniging Geaflecht heeft Advocatenkantoor Hoen beroep ingesteld tegen het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Opsterland. Met succes. Nadat vorig jaar al het schorsingsverzoek van de vereniging was toegewezen, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestemmingsplan Buitengebied Opsterland op 16 september 2015 gedeeltelijk vernietigd.

Reden voor het beroep waren de vergaande uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven ten nadele van de Natura 2000-gebieden in de gemeente Opsterland:  Van Oordt's Mersken, Wijnjeterper Schar en Bakkenveense Duinen, en nabij het plangebied: Alde Feanen, Deelen, Sneekermeergebied, Fochtelooërveen, Drents Friese Wold en Leggelderveld. In de onderzochte Natura 2000-gebieden zijn de achtergrondwaarden voor stikstofdepositie namelijk nu al hoger dan de kritische depositiewaarden.

In de Aanvulling plan-MER is de stikstofdepositie als gevolg van de maximale uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen bepaald en afgezet tegen de referentiesituatie van 7 december 2004. Hieruit blijkt dat de stikstofbijdrage in de zowel binnen als buiten het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden toeneemt en wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten als gevolg van het plan niet kunnen worden uitgesloten en het plan daarmee in strijd is met de Nbw.

De gemeenteraad heeft desondanks besloten om in het bestemmingsplan uitbreidingen van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen onder voorwaarden zo toe te staan, dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden volgens de raad niet worden aangetast.

De Afdeling denkt hier anders over: "In het onderhavige geval is uitgegaan van 7 december 2004 als referentiedatum terwijl, zoals ter zitting door de raad is bevestigd, niet vast staat dat de depositie die is berekend met inachtneming van die datum overeenkomt met de feitelijke depositie ten tijde van de planvaststelling. Nu bij het vaststellen van het plan niet de juiste referentiesituatie is gehanteerd, moet worden vastgesteld dat het plan reeds hierom in strijd is met artikel 19j van de Nbw. Het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen zoals neergelegd in artikel 3, lid 3.4, aanhef en onder a en b, en artikel 3, lid 3.8, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels, komt dan ook voor vernietiging in aanmerking."

De Afdeling kan ook kort zijn over  de algemene gebruiksregel van artikel 28, lid 28.1, onder e, van de planregels en de hierop geformuleerde uitzonderingen in artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels, die volgens de raad zijn bedoeld om de benodigde zekerheid kunnen geven dat als gevolg van het plan geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden:

"Zoals hiervoor is overwogen onder 5.5 dient de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan als referentiesituatie te worden gehanteerd. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de stikstofemissie in de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan overeenkomt met de stikstofemissie in de bestaande situatie als bedoeld in artikel 1, lid 1.12, onder b van de planregels, te weten de stikstofemissie als vergund vóór 7 december 2004 dan wel de stikstofemissie zoals vergund in een natuurbeschermingswetvergunning. Nog daargelaten wat moet worden verstaan onder de stikstofemissie als vergund in een natuurbeschermingswetvergunning, valt gelet hierop, niet uit te sluiten dat met de op grond van artikel 28, lid 28.1, onder e, toegelaten toename van stikstofemissie geen toename zal plaatsvinden ten opzichte van de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan. Dit betekent dat de ingevolge artikel 19j van de Nbw vereiste zekerheid dat geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden, met artikel 28, lid 28.1, onder e, van de planregels niet is gegeven."

Tot slot verklaart de Afdeling ook het beroep van de vereniging met betrekking tot  artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels gegrond: "Artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels strekt ertoe, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, dat een toekomstige uitbreiding van een agrarisch bedrijf of intensieve veehouderij zal worden toegestaan als bij de beoordeling van die uitbreiding in het kader van de Nbw 1998 door het daartoe bevoegde gezag, het college van gedeputeerde staten, blijkt dat die uitbreiding niet in strijd is met die wet. De raad miskent hiermee dat, zoals overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2014 in zaak nr. 201207794/1/R4, uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid, van de Nbw volgt dat de in artikel 19j bedoelde beoordelingen moeten worden verricht vóórdat het plan wordt vastgesteld en moeten worden verricht door het tot die planvaststelling bevoegde bestuursorgaan; in het geval van een bestemmingsplan door de raad. Overigens miskent de raad hiermee tevens dat, zoals volgt uit de uitspraak van 6 mei 2015 in zaak nrs. 201307326/1/R4 en 201307331/1/R4, de uitzonderingen genoemd onder artikel 28, lid 28.2, onder a, sub 1 en 2, van de planregels betrokken dienen te worden bij de door het college van burgemeester en wethouders te verrichten toets of een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen in overeenstemming is met de bestemming.
Nu de in artikel 28, lid 28.2, onder a, vermelde uitzonderingen niet vóór de vaststelling van het plan door de raad zijn beoordeeld, ontbreekt ook in zoverre de ingevolge artikel 19j van de Nbw vereiste zekerheid dat als gevolg van het plan geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels is vastgesteld in strijd met artikel 19j van de Nbw. Het beroep van de Vereniging is op dit punt eveneens gegrond."

De Afdeling heeft daarom de bepalingen uit het bestemmingsplan die de uitbreidingen van agrarische bedrijven of intensieve veehouderijen toestaan vernietigd. Natuurvereniging Geaflecht is met succes opgekomen voor de belangen van de Natura 2000-gebieden en Advocatenkantoor Hoen feliciteert haar met dit succes.

Uitspraak: ABRvS 16 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2939