In het bestuursrecht is het niet ongewoon om pro forma hoger beroep in te stellen. Er wordt dan wel binnen de beroepstermijn hoger beroep ingesteld, maar de gronden kunnen later worden ingediend. Voor mensen die gebruik maken van een gefinancierde rechtsbijstand worden na afloop van de procedure de kosten voor verleende rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand vergoed. Dit laatste heeft de Raad voor Rechtsbijstand in dit geval geweigerd.
Waar ging het om? Bij de
ongeldigverklaring van een rijbewijs is rechtsbijstand verleend. Hiervoor zijn bij de Raad voor Rechtsbijstand drie afzonderlijke toevoegingen aangevraagd, en gekregen, voor het
maken van bezwaar bij het bestuursorgaan, voor het instellen van beroep bij de rechtbank en voor het instellen van hoger
beroep bij de Raad van State. De Raad voor Rechtsbijstand vond in dit geval dat het hoger beroep van adviserende aard was en viel onder het bereik van de toevoeging die voor het beroep bij de rechtbank was verleend, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van gronden. Onjuist, volgens de Raad van State, want dat strookt niet met de Wet op de rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Hierin is bepaald dat een toevoeging geldt
voor de behandeling van een procedure in één instantie en de rechtbank,
waarbij het beroep is ingediend, en de Afdeling verschillende
instanties zijn. Bovendien staat een kennelijke niet-ontvankelijkverklaring van een hoger
beroep, zoals in dit geval is gebeurd, evenmin in de weg aan het
toekennen van een vergoeding.
Kortom: een ingediend pro forma beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het ontbreken van gronden geeft recht op vergoeding van de kosten voor verleende rechtsbijstand.
Bron: ABRvS 28 januari 2015 ECLI:NL:RVS:2015:222