Wanneer een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan moet de gemeente ook belangen van derden in aanmerking nemen bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor het bouwplan. In dit geval zou het bouwplan ertoe leiden dat een bestaande toegangsweg op sommige stukken versmald zou worden van 6 meter naar ongeveer 4,5 meter. De betreffende toegangsweg is via een erfdienstbaarheid notarieel vastgelegd en wel voor een breedte van 6 meter.
De rechtbank oordeelt dat hierdoor sprake is van een
privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat zo'n belemmering aan het
verlenen van de omgevingsvergunning in de weg.
De rechtbank overweegt het volgende:
"Voor de beoordeling of de op het perceel
van derde-partij gevestigde erfdienstbaarheid een evidente
privaatrechtelijke belemmering is, is de letterlijke tekst in de
hiervoor genoemde akte van belang. De omvang van het zakelijk recht
wordt bepaald door de omschrijving in de akte van vestiging. Nu in de
akte concreet is opgenomen hoe breed de toegangsweg dient te zijn,
namelijk tenminste zes meter, bestaat geen ruimte om hiervan af te
wijken. De genoemde breedte van tenminste zes meter is een harde eis. De
doelstelling om een dergelijke erfdienstbaarheid te vestigen doet hier
niet aan af. Evenmin is van belang of eiser sub 4 zijn perceel kan
bereiken middels een toegangsweg die 4,5 meter breed is."
Wanneer in een de akte dus concreet is vastgelegd hoe een erfdienstbaarheid moet worden ingevuld dan mag een bouwplan hier geen inbreuk op maken, zelfs als in de praktijk de erfdienstbaarheid niet maximaal wordt benut.
Bron: uitspraak Rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2014.