Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe is eigenares van het Otterlose Bos. Het bos is opengesteld voor recreatie tussen zonsopkomst en zonsondergang op wegen en paden, maar niet voor gemotoriseerd verkeer. De Boveneindseweg is opgenomen op de wegenlegger van 1971, de overige paden in het bos niet.
De
stichting heeft verzocht om het deel van de Boveneindseweg dat zich in het bos
bevindt en de overige paden in het bos aan het openbaar verkeer te onttrekken,
voor zover rechtens vereist. De stichting heeft het verzoek ingediend omdat zij
het bos aan het Nationale Park De Hoge Veluwe wil toevoegen. Door de
onttrekking kan het bos omrasterd worden en het raster tussen het bos en het
park weggehaald worden, waardoor een aaneengesloten natuurgebied met vrije
doorgang voor grofwild ontstaat, overeenkomstig het provinciale beleid. De
stichting stelt dat het bos beschermd natuurgebied is en dat de verstoring
ervan in het belang van de bescherming van de dieren en de habitatten zo veel
mogelijk dient te worden vermeden. Het onttrekken van de weg aan de
openbaarheid zal leiden tot verlichting van de recreatiedruk op het bos,
waardoor het leefklimaat van dieren en de kwaliteit van de habitatten zullen
toenemen, aldus de stichting.
Nadat
de gemeenteraad het verzoek van de stichting had afgewezen, is de stichting
hiertegen in beroep gegaan bij de Commissie voor Administratieve Geschillen van
de provincie Gelderland, waar de stichting gelijk kreeg. Vervolgens zijn de
gemeenteraad, vereniging Otterlo’s Belang, Camping De Wije Werelt, DroomPark
De Zanding B.V. en anderen bij de rechtbank in beroep gegaan, omdat zij de weg
en paden open willen houden ten behoeve van de recreatie en onttrekking tot
financieel nadeel zou leiden.
Het
staat niet ter discussie dat sprake is van overlast en vernielingen door
ATB-ers, fietsers en crossmotoren. De rechtbank meent echter dat dit op een
andere manier kan worden teruggedrongen dan door onttrekking aan de
openbaarheid en verklaart de beroepen gegrond. Hiertegen heeft de stichting
hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State.
De Afdeling komt tot een ander oordeel dan de rechtbank door het belang van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur zwaarder te wegen: "De omstandigheid dat er andere mogelijkheden zouden zijn om overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren terug te dringen en dat er andere mogelijkheden zouden zijn om een open wildbaan te realiseren dan door onttrekking van de weg aan de openbaarheid, biedt geen grond voor het oordeel dat de commissie aan de belangen van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur, geen betekenis heeft mogen toekennen". Het doet er ook niet toe dat zich geen ernstige incidenten hebben voorgedaan, of dat het om weinig incidenten gaat of dat de gemeente enkele keren per week toezicht houdt.
Ten
aanzien van de overige paden oordeelt de Afdeling: "De overige paden in het bos zijn, anders dan de weg, niet
opgenomen op een wegenlegger. Door de stichting is onweersproken gesteld dat
het hier gaat om louter recreatieve bospaden die grillig en veranderlijk van
aard zijn en deels opgaan in de natuur. Onder deze omstandigheden kan naar het
oordeel van de Afdeling niet gesproken worden van paden die een functie
vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbaar verkeer. De rechtbank
heeft derhalve ten onrechte overwogen dat de overige paden in het bos openbare
wegen in de zin van de Wegenwet zijn."
Kortom
als een bospad niet in de wegenlegger is opgenomen en verder ook alleen een
recreatieve functie heeft dan is geen sprake van een openbare weg in de zin van
de Wegenwet en is onttrekking aan de openbaarheid niet nodig.