Op 28 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Raad van State op verzoek van onze cliënte Natuurvereniging Geaflecht (voorheen Vereniging voor Natuurbescherming Gorredijk e.o.) het bestemmingsplan Buitengebied Opsterland geschorst. Aanleiding hiervoor zijn de Natuurbeschermingswet (Nbw) en de Flora- en faunawet (Ffw).
Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet heeft de Raad van State eerder al overwogen dat uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid,
van de Nbw volgt dat de hierin bedoelde beoordelingen moeten worden verricht
voordat het desbetreffende plan wordt vastgesteld, en dat ze moeten
worden verricht door het bestuursorgaan dat bevoegd is het besluit tot
vaststelling te nemen; in het geval van een bestemmingsplan door de
raad. De voorzieningenrechter vervolgt: "Nu de planregeling onder meer, in artikel 28, lid 28.2, aanhef en onder
a, sub 4, van de planregels, gebruik toestaat indien daarvoor van het
desbetreffende bevoegd gezag een Nbw-vergunning wordt verkregen, heeft
de raad gebruik toegestaan waarvan hem bij de vaststelling van het plan
niet bekend was welk gebruik dat is en dat door hem niet als zodanig is
beoordeeld in het plan-MER. Reeds gelet hierop bestaat twijfel of met
deze regeling wordt voldaan aan de eisen van artikel 19j van de Nbw."
Voor wat betreft de Flora- en faunawet overweegt de voorzieningenrechter dat een eventuele vrijstelling of ontheffing op grond van de Ffw in het kader van die procedure wordt beoordeeld, maar dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen,
indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien
dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzieningenrechter vervolgt: "In paragraaf 3.3 van het Ecologisch onderzoek buitengebied wordt
geadviseerd om voor verlichting aangepaste lichtarmaturen te gebruiken
om lichtuitstraling naar het omringende gebied te voorkomen. In
paragraaf 5.5 van het plan-MER wordt vermeld dat zonder maatregelen om
de lichtuitstraling te beperken een grote lichtuitstraling naar de
omgeving zal plaatsvinden, die effect kan hebben op onder meer natuur.
De raad heeft ter zitting erkend dat hij heeft beoogd in afwachting van
de totstandkoming van bedoeld convenant, waarbij hij geen partij is en
waarvan de voortgang hem niet bekend is, ten aanzien van mogelijke
verstoring van beschermde diersoorten door verlichting geen regeling in
het plan op te nemen. Gelet op het vorenstaande bestaat twijfel of de
raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de
Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg
staat."
De voorzieningenrechter wijst op de twijfels en de complexiteit van deze zaak en op de aard en omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en oordeelt dat nader onderzoek vereist is waarvoor deze spoedprocedure zich niet leent. Omdat er al vijf aanvragen voor een bouwvergunning (omgevingsvergunning om te bouwen) zijn ingediend en inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot onomkeerbare gevolgen kan leiden, schorst de voorzieningenrechter het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied treedt dus voorlopig niet in werking. De uitspraak in beroep moet te zijner tijd uitwijzen of het bestemmingsplan wel of niet of gedeeltelijk in werking zal treden.
Bron: voorzieningenrechter ABRvS 28 november 2014 201407427/2/R4