Op initiatief van de Rechtspraak heeft onderzoek plaatsgevonden naar de eisen die het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens stelt aan overheidsoptreden en hoe die eisen worden toegepast in Nederland.
Uit het onderzoek blijkt dat de bestuursrechter nadrukkelijker een rol moet krijgen bij de
toetsing van overheidsoptreden dat inbreekt op de grondrechten van
burgers. Grondrechten zijn
rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de
overheid te leven.
De onderzoekers signaleren een wildgroei van bestuursambten die tot
handhaven en straffen bevoegd zijn. Hierdoor is ook een betere bescherming
van de grondrechten in het bestuursrecht noodzakelijk, waaronder een onafhankelijke rechterlijke toetsing vooraf. In het bestuursrecht vindt de toetsing nu meestal achteraf plaats.
Door toegenomen bevoegdheden zoals preventief fouilleren, toezicht door het afleggen van huisbezoeken en
het weigeren van vergunningen op basis van de Wet Bibob kunnen
bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenten) diep ingrijpen op de grondrechten van burgers. Als bestuurders steeds meer
mogelijkheden krijgen om zelf ingrijpende sancties op te leggen dan moet een onafhankelijke rechter dit vooraf kunnen toetsen, zo vinden de onderzoekers.
De onderzoekers concluderen dat de grondrechten van burgers in het strafrecht soms beter beschermd zijn dan in het bestuursrecht bij vergelijkbare inbreuken. Daarvoor is geen goede reden te bedenken en het is ook niet in overeenstemming met de gelijke behandelingsnormen van het EVRM.
Bron en link naar het onderzoek ’Adequate rechtsbescherming bij grondrechtenbeperkend overheidsingrijpen’: Rechtspraak.nl